Waarom aandacht voor seksuele ontwikkeling

Icoon seksuele ontwikkeling

De seksuele ontwikkeling is onlosmakelijk verbonden met de algemene ontwikkeling van een kind en begint bij de geboorte. Onder ‘seksuele ontwikkeling’ valt meer dan leren over seks of geslachtsgemeenschap. Het is een parapluterm voor het ontwikkelen van kennis, vaardigheden en normen en waarden over lichaam, vriendschap, verliefdheid, gevoelens, zelfbeeld en respect voor het zelf en de ander.

Kinderen van 4-12 jaar hebben veel vragen over relaties en seksualiteit, ze spelen ‘doktertje’, gaan vriendschappen aan, komen in de puberteit en de eerste verliefdheden ontstaan. Vanaf heel jong kunnen (wij) opvoeders al bijdragen aan een gezonde seksuele ontwikkeling, ook in de buitenschoolse want kinderen leren en experimenteren in groepen. Medewerkers krijgen te maken met seksueel getint gedrag en vragen van kinderen en ouders hebben vragen/zorgen over de seksuele ontwikkeling. Het is dus van belang dat pedagogisch medewerkers beschikken over basiskennis en vaardigheden omtrent het begeleiden van een gezonde seksuele ontwikkeling.

Zie voor het stimuleren van gezonde sociale relaties in het algemeen ook de themapagina Sociaal-emotionele ontwikkeling.

Voorbeelden van vragen binnen bso

  • Een jongen van vier heeft een paar keer trots zijn stijve piemel laten zien in de groep. Is dat oké gedrag?
  • Twee meisjes van zeven hebben elkaar hun geslachtsdeel laten zien en voelen op het toilet. Moet ik daar iets mee?
  • Een paar kinderen van tien jaar dwingen een meisje van vijf jaar om haar onderbroek uit te trekken. Is dat grensoverschrijdend gedrag?
  • Een jongen van vijf wil regelmatig meisjeskleren aan naar de opvang. Moet ik daar wel of geen aandacht aan besteden?
  • Een jongen van elf kijkt porno op zijn mobiel. Is dat schadelijk?
  • Sommige meisjes van elf vertonen uitdagend seksueel gedrag. Is dat onschuldig?

  • Ontwikkel samen met medewerkers en ouders een visie op de begeleiding van een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen en neem deze op in het pedagogisch beleid. Denk daarbij ook aan gedragsregels voor sociale omgang en signalering.
  • Wees op de hoogte van de seksuele ontwikkeling van kinderen van 4-12 jaar. Dit maakt dat je een kind beter kunt ondersteunen in de seksuele ontwikkeling en dat je seksueel getint gedrag van een kind beter kunt duiden.
  • Leer kinderen van 4-6 jaar de sociale regels over wat wel of niet seksueel toelaatbaar gedrag is. Bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat je trots bent op je lichaam, wat goed. Alle lichamen zijn anders en allemaal mooi! Je piemel/vulva/geslachtsdelen houd je voor jezelf, dus bijvoorbeeld als je naar de wc gaat of op je eigen kamer bent.’ En geef ze spelregels voor bijvoorbeeld doktertje spelen, zoals: ‘Je checkt altijd bij de ander of deze het ook wil, je hoeft het niet te doen als je niet wilt, je doet elkaar geen pijn en je stopt nergens iets in.’
  • Geef kinderen van 6 tot 10 jaar complimenten, vertel dat trots zijn op en blij zijn met je eigen lijf goed is. Focus op wat ze allemaal kunnen met hun lichaam (iets tillen, springen, tekenen, praten) en leg de nadruk op de positieve kanten van diversiteit: iedereen is anders en iedereen is mooi. Leg ook uit dat we in de media vaak beelden zien die aangepast zijn met de computer of veel make-up. Voer het gesprek hierover: wat vinden zij ervan dat mensen zich opmaken en er vaak anders uitzien dan ‘in het echt’?
  • Geef ze mee dat er verschillende relaties bestaan en dat mensen soms van elkaar houden als vrienden en soms samen een stel willen zijn. Dat jongens verliefd kunnen worden op jongens en meiden op meiden, en dat sommige kinderen meer dan twee ouders hebben, of twee vaders bijvoorbeeld. Zo normaliseer je seksuele diversiteit al van jongs af aan.
  • Vertel 10 tot 12-jarigen over veranderingen die ze in de puberteit in lichaam en gedrag kunnen verwachten. Geef niet alleen technische informatie maar bespreek ook gevoelens die ze kunnen hebben bij bijvoorbeeld verliefdheid en praat over het verschil tussen vriendschap en liefde.
  • Zorg dat helder is wie beschikbaar is voor vragen van ouders over gezonde seksuele opvoeding en ontwikkeling en hun kind(eren). 

Het Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar beschrijft wat een pedagogisch medewerker moet weten over de seksuele ontwikkeling van kinderen van 4-6 jaar, 6-10 jaar en 10-12 jaar. Tips om kinderen daarin te begeleiden zijn onder meer:

  • 4-6 jaar: kinderen van deze leeftijd zijn vaak heel geïnteresseerd in alles over de voortplanting. Ze willen bijvoorbeeld weten hoe die baby nu in de buik komt. Niet alle kinderen vragen daar letterlijk naar, maar ze zijn meestal wel nieuwsgierig. Pedagogisch medewerkers kunnen kinderen eerlijk en volledig uitleggen hoe voortplanting werkt: een man heeft een zaadje, een vrouw een eitje en als die bij elkaar komen kan er een baby in de buik van de vrouw groeien. Na 9 maanden komt die eruit. Als kinderen willen weten hoe het zaadje bij het eitje komt, kan uitgelegd worden dat de piemel in de vagina gaat en er zo een zaadje van de man in de buik bij het eitje van de vrouw kan komen.
  • 6-10 jaar: kinderen gebruiken in deze fase nogal eens seksueel getinte woorden (‘homo!’, ’kut’, ‘neuken’), waarvan ze niet helemaal weten wat het betekent. De pedagogisch medewerker kan dit als aanleiding gebruiken voor een (groeps)gesprek. Op die manier kan je zowel informatie geven over wat de woorden betekenen, als duidelijk maken waarom andere kinderen (en volwassenen) het helemaal niet zo leuk vinden om dit als scheldwoorden te horen’. Je kunt ook afspraken maken over woordgebruik.
  • 10-12 jaar: in deze fase is het belangrijk als pedagogisch medewerker door te gaan op de informatie die ze al hebben. Naast het geven van feitelijke kennis over lichamelijke ontwikkeling gaat het over het verwoorden van gevoelens en het aangeven en accepteren van grenzen in de omgang met elkaar. Er komen ook heel praktische kanten bij kijken, zoals informatie over maandverband en laten zien waar dat ligt op de bso.

Ook geeft het pedagogisch kader informatie over relaties in de groep, vriendschappen en het begeleiden van interacties in de groep (Zie ook de themapagina sociaal-emotionele ontwikkeling). 

Het leerplankader 'Sport, bewegen en een gezonde leefstijl' biedt medewerkers in de kinderopvang en op scholen een uitgebreid kader om te zien wat kinderen in de basisschoolleeftijd moeten kunnen en weten op het gebied van relaties en seksualiteit. Daarmee geeft het kader tegelijkertijd inzicht in wat medewerkers zelf moeten weten om kinderen goed te kunnen informeren. Het thema relaties en seksualiteit is per leeftijdsgroep (groep 1-2, 3-6 en 7-8) onderverdeeld in vier onderdelen. Wat kinderen moeten en kunnen met betrekking tot:

  • Lichamelijke ontwikkeling en zelfbeeld. Bijvoorbeeld: de overeenkomsten en verschillen kunnen beschrijven tussen een jongens- en meidenlichaam, weten dat je uniek bent en dat beelden in de media niet overeenkomen met de alledaagse werkelijkheid.
  • Intieme relaties. Bijvoorbeeld: weten dat er verschillende soorten relaties zijn, dat ze kort of lang kunnen duren, wat je belangrijk vindt aan vriendschap, dat je verliefd kunt zijn op iemand van het eigen of andere geslacht, wat kenmerken zijn van een gelijkwaardige en respectvolle relatie en dat er verschillende vormen van intimiteit bestaan.
  • Voortplanting, gezinsvorming en anticonceptie. Bijvoorbeeld: weten dat er verschillende gezinssamenstellingen zijn, wat feiten en fabels over voortplanting zijn, dat je zwanger kunt raken als je vruchtbaar bent en wat je kunt doen om dat te voorkomen.
  • Seksualiteit. Bijvoorbeeld: weten wat verschillende manieren zijn om uiting te geven aan affectie en liefde, dat iedereen eigen wensen en grenzen heeft, hoe je hulp kunt vragen bij niet-prettige situaties en slechte geheimen, dat seksuele contacten per persoon kunnen verschillen en wat het verschil is tussen veilige en onveilige seks.

Kortom, met dit leerplankader krijgen kinderen via pedagogisch medewerkers op maat en passend bij hun leeftijd de gelegenheid om te werken aan een gezonde leefstijl. Niet alleen als het gaat om relaties en seksualiteit maar ook als het gaat over hun sociaal-emotionele ontwikkeling en andere thema’s.

Aan de slag met seksuele ontwikkeling op 4 pijlers

Uit onderzoek weten we dat het effectief is wanneer je activiteiten uitvoert op de volgende pijlers:

  • beleid, 
  • ontwikkelen, 
  • omgeving,   
  • signaleren.

Aan welke activiteiten je kunt denken lees je hieronder. Kijk voor achtergronden over de pijlers bij Wat is Gezonde Kinderopvang

Beleid inhoud

Het is aan te bevelen aandacht voor een gezonde seksuele ontwikkeling op te nemen in het pedagogisch beleid. Dat begint met aandacht voor de gezonde seksuele opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Professor Marianne Riksen-Walraven benoemde vier algemene ontwikkelingsdoelen (Pedagogisch kader, pagina 22) die ook voor een gezonde seksuele ontwikkeling van toepassing zijn. 

Om beleid te maken is het belangrijk de visie van de organisatie over een gezonde seksuele ontwikkeling en het aangaan van gezonde relaties te kennen. Het gaat dan om:

  • Het pedagogisch klimaat: de gezonde seksuele opvoeding en ontwikkeling van kinderen (en eventueel hoe medewerkers met elkaar en ouders omgaan).
  • Een sociaal veilige omgeving (gedragsregels over sociale omgang), maar ook een fysieke omgeving die wat indeling en materialen betreft veilig is. 
  • De deskundigheidsbevordering van medewerkers.
  • Ouders betrekken. 
  • (Seksueel) misbruik signaleren en weten hoe te handelen. 
  • Vertrouwenspersoon aanstellen.
  • Klachtenprocedure opstellen.

Ontwikkelen inhoud

Voor kinderen in de basisschoolleeftijd leeft het thema seksualiteit nog sterker dan bij 0-4 jarigen, omdat hun wereld steeds groter wordt. Lees meer leeftijdsspecifieke informatie over hoe de seksuele ontwikkeling voor 4-12 jarigen verloopt. Hoe pedagogisch medewerkers daarmee kunnen omgaan lees je hierna. In het algemeen geldt dat het altijd aan te raden is de aanpak af te stemmen met de ouders (zie ook Beleid en Omgeving).

4-6 jaar
  • Pedagogisch medewerkers kunnen kinderen van deze leeftijd sociale regels leren over wat wel of niet seksueel toelaatbaar gedrag is. Een meisje van 4 jaar dat trots haar vulva laat zien kun je bijvoorbeeld vertellen dat ze trots mag zijn op haar lichaam, en dat zij die voor zichzelf mag houden, omdat we dat met elkaar hebben afgesproken: je geslachtsdelen houd je voor jezelf.
  • Geef kleuters ook informatie over het lichaam, dat jongens een piemel hebben en meiden een vulva (vagina), en over waar de baby’s vandaan komen. Hou het eenvoudig en wees eerlijk, stem je taal af op de leeftijd. 
  • Spreek spelregels af: check altijd bij de ander of deze het ook wil, als je geen zin hebt in doktertje spelen, hoef je het niet te doen. Steek niets in gaatjes, doe een ander geen pijn et cetera.
6-9 jaar
  • Stel vragen over verliefdheid: vind je het leuk, spannend? Leg uit dat je verliefd kunt zijn op iemand van het andere geslacht, op iemand van het eigen geslacht of op beide geslachten (wat hetero-, homo- en biseksualiteit is).
  • Praat met de kinderen over wat ze belangrijk vinden in vriendschap, wat ze ervan verwachten en wie belangrijk voor ze zijn.
  • Reageer positief op vragen over seks en zwangerschap. Nodig kinderen uit mee te denken over het antwoord, door een wedervraag te stellen bijvoorbeeld, en geef een objectieve uitleg. Bijvoorbeeld: ‘Seks is iets dat grote mensen doen als ze elkaar heel lief vinden of verliefd zijn op elkaar of graag een baby willen’. Leg eventueel uit dat de piemel dan in de vagina van de vrouw gaat. Meestal is dat voor kinderen voldoende informatie.
  • Houd bij persoonlijke vragen van de kinderen jouw eigen grenzen in de gaten. Je hoeft niet op alles te antwoorden. Zo leren kinderen dat er grenzen zijn en dat ook zij die mogen aangeven. Als je wel antwoordt, probeer de informatie dan in een breder perspectief te plaatsen. Bijvoorbeeld: ‘Het is niet zo belangrijk om te weten wanneer ik voor het eerst seks had. Het is veel belangrijker om te weten dat iedereen zelf bepaalt wanneer hij of zij hier aan toe is’.
  • Spreek in het team af hoe je omgaat met schuttingtaal. Gebruik het bijvoorbeeld als ingang voor een groepsgesprek. Spreek kinderen aan op hun gedrag als zij zich negatief uitlaten over homoseksualiteit of andere kinderen uitschelden voor homo. Als een kind het woord homo als scheldwoord gebruikt, is corrigeren altijd nodig om zo te zorgen voor een veilige sociale omgeving voor iedereen.  
  • Kinderen rond 9 jaar kun je al voorbereiden op veranderingen in de puberteit, zoals de eerste menstruatie en zaadlozing.
10-12 jaar
  • Vertel op tijd over veranderingen in de puberteit (in lichaam, gedrag en gevoel).
  • Geef niet alleen technische informatie maar bespreek ook gevoelens die mensen kunnen hebben bij verliefdheid, zoenen en vrijen. Praat ook over het verschil tussen vriendschap en liefde.
  • Maak duidelijk dat ieder kind zelf bepaalt wat het wel of niet wil en hoever het wil gaan en dat er een verschil is tussen gewenste en ongewenste aanrakingen en seks.
  • Leg uit welke anticonceptiemiddelen er zijn en hoe je een soa Seksueel overdraagbare aandoeningen (Seksueel overdraagbare aandoeningen) en zwangerschap kunt voorkomen.
  • Schrik niet van de interesse in seks en de vele vragen, maar maak gebruik van de nieuwsgierigheid. Vraag een meisje van tien dat vraagt waar je condooms kunt kopen bijvoorbeeld of ze weet waar dat voor wordt gebruikt. Leg dit uit, geef betrouwbare informatie en vraag bijvoorbeeld ook naar de mening van het kind zelf over bijvoorbeeld anticonceptie. 
  • Bovenstaande komt ook aan de orde in verschillende boeken en brochures voor kinderen. Leg deze voor kinderen klaar in de kinderopvang. Boekenlijsten voor kinderen in verschillende leeftijdsfasen vind je op Seksuelevorming.nl. Kinderen vanaf 10 kun je verwijzen naar Pubergids.nl waar ze informatie kunnen vinden over de puberteit. Deze gids is gratis te downloaden via de webwinkel van Rutgers.nl.
Wat kun je verder doen?
  • Het digitale lespakket Kriebels in je buik van Rutgers bevat lessen over weerbaarheid, relaties en seksualiteit die passen bij de seksuele ontwikkeling van de kinderen. Ook medewerkers van de kinderopvang 4-12 kunnen inspiratie en informatie halen uit dit pakket. Inspiratie is ook te vinden op de website Seksuelevorming.nl. Daar staan bijvoorbeeld filmpjes op voor 9-13 jarigen.
  • Rutgers organiseert jaarlijks ook de Week van de Lentekriebels (medio maart) wat voor de bso een goed moment zou kunnen zijn om aan het thema aandacht te besteden. Waarschijnlijk krijgt de buitenschoolse opvang in die periode meer vragen van kinderen omdat ze hier op school mee bezig zijn. 
Heeft jullie organisatie een coach Gezonde Kinderopvang?

Gebruik de  themamodule Seksuele ontwikkeling uit de scholing van Gezonde Kinderopvang. Daarmee help je pedagogisch medewerkers hun kennis en vaardigheden rond dit thema te verdiepen. Log in op Mijngezondekinderopvang.nl.

Omgeving inhoud

  • Betrek de ouderraad en ouders bij het ontwikkelen van een visie, beleid en gedragsregels over het thema seksuele ontwikkeling. De organisatie bepaald uiteindelijk zelf de visie en het beleid. Maar zo stem je voor een groot deel al af met ouders over het beantwoorden van vragen van kinderen en informatie die je geeft aan kinderen. 
  • Geef ouders informatie over de rol van de kinderopvang bij een gezonde seksuele ontwikkeling, bijvoorbeeld in het pedagogisch beleidsplan en nieuwsbrieven.
  • Laat de ouders weten dat ze bij jullie terecht kunnen voor vragen en zorgen over de seksuele ontwikkeling van kinderen.
  • Merk je dat ouders en verzorgers behoefte hebben aan meer informatie? Wijs hen op websites over seksuele opvoeding, zoals Seksueleopvoeding.infoKindenseksualiteit.nl en JMouders.nl. In de webwinkel van Rutgers zijn folders en brochures voor ouders en voor kinderen te vinden.  
  • Voor basisscholen bestaan draaiboeken voor het organiseren van een ouderavond over seksuele opvoeding zoals Kriebels op school. Deze is eveneens beschikbaar in een versie voor het speciaal onderwijs. Beide draaiboeken zijn ook bruikbaar voor de kinderopvang.

Signaleren inhoud

  • Veel seksueel gedrag dat kinderen vertonen, is ‘normaal’, oké gedrag. Voor pedagogisch medewerkers is het soms lastig in te schatten wanneer gedrag oké is en wanneer niet. In het Vlaggensysteem van Sensoa en Movisie staan criteria die als hulpmiddel dienen bij het duiden en beoordelen van seksueel gedrag van kinderen.
  • Op Seksuelevorming.nl is een overzicht opgenomen over wat je kunt signaleren bij kinderen in de basisschoolleeftijd en wat je dan kunt doen.
  • De Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld helpt professionals goed te reageren bij signalen van seksueel misbruik van kinderen.
  • Als er een vertrouwenspersoon in de organisatie is kan deze de aangewezen persoon zijn om specifieke signalen rondom seksualiteit en relaties op te pakken.

Voorbeeldbeschrijving

Een kinderopvangorganisatie heeft de opvoedingsdoelen uit de wet Kinderopvang vertaald in de volgende uitgangspunten voor het pedagogisch handelen op het gebied van seksualiteit:

  • Zorg dragen voor een affectieve en veilige omgeving (veiligheid en geborgenheid).
  • Ruimte bieden voor het onderzoeken van seksuele gevoelens en gedrag (ruimte en uitdaging).
  • Eerlijk, open en respectvol omgaan met vragen en gevoelens van kinderen, dus heldere informatie geven en bijdragen aan een positief zelfbeeld.
  • Kinderen leren omgaan met eigen behoeften en behoeften van anderen.
  • Leren welke seksuele gedragingen wel en niet kunnen en rekening houden met anderen (respect).

Meer informatie

Ondersteuning nodig?

  • Mail een ambassadeur Gezonde Kinderopvang. Dat is een ervaren coach die graag met je meedenkt.  
  • Voor deskundigheidsbevordering op maat en advies kun je terecht bij Rutgers, kenniscentrum seksualiteit. Voor vragen en informatie kun je ook contact opnemen met office@rutgers.nl.