Algemeen

De wereld van kinderen van 4 tot 12 jaar wordt steeds groter. Doordat ze buitenshuis in contact komen met andere volwassenen, kinderen en leeftijdsgenoten, leren ze zichzelf steeds beter kennen. Ze gaan zichzelf vergelijken met anderen waardoor ze inzicht krijgen in waar ze goed in zijn. Aan dit inzicht ontlenen ze zelfvertrouwen. Door al hun sociale contacten kunnen ze zich steeds beter inleven in anderen en leren ze conflicten op te lossen. Ook hun geweten ontwikkelt zich zo en ze maken zich de sociale normen en waarden eigen.

De belangrijkste voorwaarde voor een voorspoedige sociaal-emotionele ontwikkeling is dat een kind zich emotioneel veilig voelt. Dat gevoel kan je op alle leeftijden stimuleren door een warme, ondersteunende en responsieve houding: goed kijken en luisteren naar kinderen en liefdevol ingaan op hun verbale en non-verbale signalen, zowel in de groep als in een-op-een contact. Ook een positief groepsklimaat versterkt het gevoel van emotionele veiligheid. Een positieve groep is een hechte groep met positieve relaties tussen de kinderen. De pedagogisch medewerker geeft de kinderen de ruimte om zichzelf te zijn en op sociaal gebied van alles te ontdekken en oefenen.

4-7 jaar

Een kleuter krijgt steeds meer een besef van een eigen ik. Dat zorgt voor meer bewustzijn van de eigen kwetsbaarheid, wat wel eens angstgevoelens kan opleveren. Ook leert een kleuter zijn eigen emoties en die van anderen kennen, zeker door de groep. Het vermogen zich in anderen te verplaatsen (empathie) ontwikkelt zich in deze leeftijd in zoverre dat kinderen denken dat anderen dezelfde emoties hebben. Dit is bijvoorbeeld te merken als een kleuter een andere kleuter troost als deze pijn of verdriet heeft, een emotie die de kleuter zelf ook kent. Door afspraken en regels leren ze wat wel en niet mag en leren ze zich in bepaalde situaties beheersen: schelden, iets afpakken, voor hun beurt gaan. Zowel het opbrengen van empathie als zelfbeheersing zijn belangrijk voor de sociale contacten en vriendschappen die een kleuter steeds meer aangaat. In die contacten leren ze ook omgaan met conflicten die regelmatig voorkomen bij kleuters. Waarden en normen beginnen zich nog maar net te ontwikkelen, goed en slecht zijn nog vage begrippen. Bij gedrag van andere kinderen (bijvoorbeeld met speelgoed gooien) kijken ze vooral naar de materiële gevolgen ervan (nu is het stuk) in plaats van naar de reden ervoor (bijvoorbeeld boosheid). Vriendschappen zijn nog oppervlakkig en vooral functioneel: kinderen kunnen vrienden zijn omdat bijvoorbeeld de een zo’n geweldige hijskraan heeft, waarmee de ander ook graag wil spelen of omdat ze zo lekker samen kunnen spelen. Fantasie en werkelijkheid lopen soms nog door elkaar bij kleuters. Ze begrijpen nog niet alles en gebruiken dan hun fantasie om ontbrekende kennis aan te vullen en zich veilig te voelen. Aan de andere kant kan hun eigen fantasie ze ook bang maken. Tot slot kunnen de emoties van kleuters nog sterk wisselen.

7-10 jaar

Voor kinderen in deze leeftijd zijn vriendschappen erg belangrijk. Ze spelen vooral met kinderen van de eigen sekse en gaan met hen vriendschappen aan. Doordat ze uitzoeken met wie ze het best kunnen opschieten, wisselen de combinaties nog wel eens. De omgang met leeftijdsgenoten en de gedragscodes in de groep bepalen hun gedrag. De vriendschappen en het samenspelen zijn belangrijk omdat de wederzijdse acceptatie en steun ze het gevoel geeft ergens bij te horen. En ook doordat ze zich dan kunnen vergelijken met de ander (mede door een competitie-element in hun spel in te brengen). Zo ontwikkelt hun identiteit zich en kunnen ze steeds beter reflecteren op zichzelf en wat hun mogelijkheden, beperkingen, (uiterlijke) kenmerken, wensen, gevoelens en eigenschappen zijn. Doordat kinderen leren zich beter in de situatie van andere kinderen te verplaatsen, maken ze grote stappen in het leren omgaan met conflicten en regels. Echter door de grote behoefte erbij te horen, de behoefte aan competitie en soms een van de groep afwijkende identiteit, kan op deze leeftijd buitensluiting en pesten ook een rol gaan spelen.
Regels passen ze aanvankelijk star toe ‘zoals het hoort’. Iets later gaan ze zich, mede door hun toenemende onafhankelijkheid en eigen mening, meer verdiepen in de bedoeling achter de regels en het gedrag van mensen. Tegelijkertijd kunnen hun vooroordelen toenemen onder invloed van volwassenen, leeftijdsgenoten en media. Tot slot worden kinderen in deze leeftijd door hun rijpingsproces emotioneel steeds stabieler. Ze kunnen in het begin nog wel stemmingswisselingen en angsten hebben door alle veranderingen, maar langzaam maar zeker komt er meer evenwicht en neemt hun zelfvertrouwen toe.

10-12 jaar

Ook 10-12-jarigen zijn erg gericht op leeftijdsgenoten. Ze willen graag dat kinderen van hun eigen leeftijd hen positief beoordelen en proberen zich daarom te onderscheiden. Tegelijkertijd willen ze graag dat de groep hen accepteert en conformeren ze zich aan de groepsnormen. Ook het vergelijken met anderen om een steeds sterkere eigen identiteit te ontwikkelen gaat in deze leeftijdsfase door. Ze zijn hierin wel kritischer want ze kijken ook hoe ze niet willen zijn. De groep is zo een belangrijk middel om zichzelf te leren kennen en verder te ontwikkelen. Ook is de groep op deze leeftijd belangrijk om zich veilig te voelen. Loyaliteit in vriendschappen is van toenemend belang. Elkaar afvallen doe je niet en dat maakt vriendschappen ook hechter.

De tegenstrijdige behoefte om zich enerzijds te willen onderscheiden, een eigen identiteit te ontwikkelen en anderzijds om erbij te horen kan een voedingsbodem vormen voor pesten, machtsuitoefening en groepsdruk. Kinderen kunnen samen bijvoorbeeld een kind pesten omdat het er anders uitziet en het onder druk zetten om iets te doen zodat het wel bij de groep mag horen. En andere kinderen kunnen meedoen aan het pesten omdat ze niet ook kans op buitensluiting willen lopen. Met de identiteitsontwikkeling neemt de behoefte aan zelfstandigheid, privacy, een eigen mening en verantwoordelijkheid toe. Kinderen in deze leeftijd raken ook maatschappelijk meer betrokken en gaan nadenken over levensvragen, wat goed en slecht is en waarden en normen. In gesprekken hierover hebben ze wel vaak nog een mening waarvan ze denken dat voor hen belangrijke volwassenen die op prijs stellen. Dit is overigens anders als het gaat om de regels en het gedrag van ouders en andere volwassenen, daarover zijn ze door hun groeiende autonomie steeds kritischer.

Tot slot begint ook de puberteit. De combinatie van alle sociaal-emotionele veranderingen met hormonale veranderingen kan ervoor zorgen dat kinderen even wat minder emotioneel stabiel zijn en minder zelfvertrouwen hebben.